Chocolade
De chocolade, zoals we die nu kennen, bestaat uit cacaoboter, cacao en suiker, daarvoor werd ‘socculate’ alleen als warme drank geconsumeerd. Een belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van chocolade vond plaats in 1828 toen de van Houten fabriek in Weesp een hydraulische cacaobonenpers ontwikkelde. Cacaobonen bevatten veel cacaoboter, met dit vernuftige apparaat kon de helft van de olie uit de bonen geperst worden. Het restant perste men tot brokken die vervolgens eenvoudig konden worden verpulverd tot cacaopoeder, de basis voor alle chocoladeproducten. De reep zoals wij die kennen werd twintig jaar later, in 1848, uitgevonden door de Engelsman Joseph Fry.
De cacaoboon legt een lange weg af voordat ze als chocolade in de schappen ligt. De cacaopeulen worden twee keer per jaar geplukt. De boontjes worden uit de peulen gehaald en onder bananenbladeren gelegd om te fermenteren, in zes dagen ontwikkeld de cacao het bijzondere aroma. Na drogen gaan ze op transport. In de fabriek worden de bonen geroosterd en fijn gemalen tot een cacaomassa en deze is de basis voor de chocolade waar wij zo van genieten.
De prettige ervaring bij het eten van chocolade komt doordat het smeltpunt van de cacaoboter (een belangrijk bestanddeel van chocolade) iets lager ligt dan je lichaamstemperatuur, daardoor smelt het in je mond. Chocolade heeft ook de naam een afrodisiacum, oftewel een middel dat de lusten opwekt, te zijn. Dat komt met name door de aanwezigheid van fenylethylamine, een natuurlijk amfetamine. Deze stof wordt ook door onze hersenen aangemaakt, vooral wanneer we verliefd zijn. Aha, het zijn de vlinders waardoor ik zoveel van chocolade houdt….
Het recept voor “echte chocolademousse” vindt u hier!
Deze column schreef ik voor het Brabants Dagblad.