Gebakje voor Jeroen ….
Kunst kan ons een inkijkje geven in het leven van andere tijden. Zo ook de schilderijen van Bosch. In zijn werk is een hoop te zien, ook op het gebied van eten en drinken: wat werd er gegeten, hoe werd er geschranst en wie kreeg er niets. Ik zie vele tonnen wijn, gebraad aan het spit, vers gevangen vissen, ronde pasteien en prachtige vruchten. Dit luxe eten was bestemd en betaalbaar voor de rijken.
De culinaire werkelijkheid van de gewone burger was sober. Roggebrood of granenpap was het basisvoedsel, verder at men veel stoofpotten met een klein beetje vlees en veel kool, rapen, wortels en peulvruchten. Hoewel de dokter het afraadde, het kon buikpijn veroorzaken, at men graag fruit: appels, peren, pruimen en ook gedroogde vruchten en noten vonden gretig aftrek. De meest gedronken drank was bier, de kwaliteit van water was erg slecht. Den Bosch beschikte over zo’n 50 stadsbrouwerijen. Melk werd nauwelijks gedronken maar gelijk verwerkt tot kaas of en boter.
De rijken konden zich meer afwisseling in hun menu veroorloven, zij aten meer vlees, vis en het fijnere tarwebrood, ook wel hof- of herenbrood genoemd. Door de toenemende handel kwamen producten uit het Verre Oosten op de markt. Vanaf dat moment kon men het eten op smaak brengen met specerijen als kaneel, peper en nootmuskaat. Deze nieuwe smaken konden aanvankelijk alleen door de rijken worden gekocht maar werden later ook betaalbaar voor de gewone man. Inmiddels zijn ze onlosmakelijk verbonden met onze Hollandse gerechten en vinden we ze terug in gerechten als stoofperen, hachee, speculaas en appeltaart.
Feest vier je met taart. Onze geschiedenis en het levensverhaal van Jeroen Bosch leeft door op ons bord en in dit ‘Bosch gebakje voor Jeroen’. Ik trakteer.
Deze column werd eerder gepubliceerd in het Brabants Dagblad, BN de Stem en het Eindhovens Dagblad.